We vinden ons levensgeluk als we openstaan voor elkaar
Als mensen vinden we ons diepste levensgeluk alleen wanneer we gericht zijn op de ander en openstaan voor elkaar. Ook al leven we in een tijdgericht dat ons soms anders wil doen geloven.
Toen de Farizeeën eens aan Jezus vroegen wat het hoogste gebod in de Wet was, zei Jezus hun: ’Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf.’
In onze naaste mogen wij Jezus zelf ontmoeten
De twee geboden die Jezus noemt, zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat: God liefhebben, God dankzeggen in de eucharistie en een levende relatie met Hem onderhouden in een volhardend gebedsleven. Het zijn de bronnen waar wij als katholieken uit mogen putten. Maar Jezus wijst ons erop dat geloof ook moet ‘gebeuren’. In onze naaste mogen wij Christus zelf ontmoeten. Daarom moeten wij hem even hoogschatten als onszelf, zodat wij – geheel in de geest van Jezus – dienstbaar aan hem zijn.
Onderlinge dienstbaarheid was het handelsmerk
De jonge Kerk, in de tijd van de apostelen, nam deze opdracht al serieus. In Handelingen lezen we: ‘ (…) Allen die het geloof hadden aanvaard, bleven bijeen en hadden alles gemeenschappelijk. Ze verkochten al hun bezittingen en verdeelden de opbrengst onder degenen die iets nodig hadden’ (Hand. 2, 44-45). Hierom stonden de eerste christenen in de gunst van het volk. Onderlinge dienstbaarheid was als het ware hun handelsmerk. Daarin weken zij af van de hen omringende cultuur.
Jezus was zelf ook dienstbaar
In de Grieks-Romeinse cultuur had dienstbaarheid namelijk een negatieve klank: het was een fatsoenlijk mens onwaardig. Ook werd het in verband gebracht met slavernij. Maar Jezus had tijdens zijn leven zijn leerlingen juist steeds onderwezen, dat de grootste de minste moest zijn en de heer de dienaar. En hierin was Jezus zijn leerlingen voorgegaan: hij was zelf de dienstknecht van allen.
Behoren wij werkelijk tot Jezus?
Onze dienst aan de kleinsten en minsten – de hongerigen, de dorstigen, de vreemdelingen, de naakten, de zieken en de gevangenen – zullen volgens Jezus later het criterium zijn waarop wij geoordeeld worden of wij werkelijk tot Hem behoren. Want in onze naaste, en in het bijzonder in de meest verworpenen, mogen wij Jezus zelf zien.
Diakens zijn speciaal aangestelde ‘helpers’
De vroegste christengemeenschappen kenden al speciaal aangestelde ‘helpers’: de diakens. Zij hadden onder meer tot taak te zorgen voor wie zich aan de rand van de samenleving bevond. Meestal waren dat weduwen en wezen. Het verhaal gaat dat in de derde eeuw, ten tijde van de christenvervolgingen, de diaken Laurentius de kans kreeg om zijn leven te redden door de kerkschatten bijeen te zoeken en die over te dragen aan de keizer. Na drie dagen kwam Laurentius volgens de overlevering terug met in zijn gezelschap een groot aantal arme mensen. ‘Zie hier de schatten van de Kerk,’ zou hij tegen de keizer hebben gezegd. Dit optreden kostte hem als martelaar het leven. Maar waar vind je een mooier getuigenis?
De (geestelijke) werken van Barmhartigheid spelen een grote rol
Sinds de Middeleeuwen spelen in de diaconie van de Kerk de zogenaamde ‘werken van Barmhartigheid’ een grote rol. Zij zijn rechtstreeks te herleiden tot de opdracht die Jezus zelf aan zijn leerlingen gegeven heeft: voed de hongerigen, laaf de dorstigen, enz. Naast deze ‘lichamelijke’ werken van barmhartigheid heeft de Kerk altijd benadrukt dat er ook aandacht moet zijn voor het zielenheil van de mens. We noemen dat de ‘geestelijke’ werken van barmhartigheid. Dat betekent: aandacht voor de afwijzing van de zonde, de troost, de vergiffenis, het onderwijzen en steun verlenen en het gebed.
Congregaties en sociëteiten zijn van onschatbare waarde
In de loop der eeuwen hebben monniken en monialen een belangrijke rol gespeeld op alle terreinen van de diaconale werken. In de tweede helft van de negentiende eeuw werden er, met name in het zuiden van ons land, verschillende congregaties en sociëteiten gesticht van zusters en broeders. Zij legden zich daar speciaal toe op de ziekenzorg, het onderwijs en de armenzorg. Deze religieuzen zijn van onschatbare waarde geweest voor de ontwikkeling van onze samenleving.
We zijn geroepen om dienstbaar te zijn
Niet alleen diakens en religieuzen, maar iedere gelovige is geroepen om dienstbaar te zijn aan de naaste. In het bijzonder aan de naaste in nood, en dit zonder uitzondering. We mogen dit als christenen beschouwen als onze plicht. En daarom is het ook een recht van de ander in nood om een beroep op ons te doen.
Diaconie geeft het geloof handen en voeten
Zonder diaconie verzwak je alle andere aspecten van de kerk: gebed, liturgie, catechese. Zo hoort de diaconie wezenlijk bij het zijn van de Kerk. De beweging gaat altijd van Christus uit en keert ook weer naar Hem terug. De behoeftigen blijven de schatten van de Kerk.
Diaconie is een verdieping en verrijking van ons geloof
In onze parochie zijn diverse gelovigen actief in de zorg voor de minderbedeelden, al dan niet georganiseerd in diaconale werkgroepen Zo kent Rosmalen een zeer actieve werkgroep diaconie. In de Bossche binnenstad verrichten diverse katholieken vrijwilligerswerk bij de daklozenopvang, de Vincentiusvereniging, de Voedselban, de Zonnebloem etc. Tevens wordt er dikwijls gewerkt in oecumenisch verband.
Al deze christenen ervaren dat het bijzonder dankbaar werk is, mede omdat zij er in mooie en vaak ontroerende contacten ook zo veel voor terugkrijgen. Het is vooral ook een verdieping en verrijking van je geloof.
Vladimir Palte